Koos van Noppen interviewde onlangs ons gemeentelid dr. Gert Marchal het blad HW Confessioneel van de Confessionele Vereniging. Met toestemming van hem kunt u artikel hier lezen: Dr. Gert Marchal was jarenlang eindredacteur van dit blad. Een herseninfarct, deze maand 5 jaar geleden, maakte abrupt een einde aan zijn werkzame leven. Hoe verging het hem sindsdien?
In zijn boekje ‘Groeten van God’ (2001) schrijft Gert Marchal over zijn ontmoetingen in het pastoraat. Op de laatste bladzijden van deze meditatieve miniatuurtjes vertelt hij over meester Broekman, hoofd van de lagere school. Een man uit één stuk, ook tijdens de Tweede Wereldoorlog. ‘Voor mij en vele anderen was hij een leesbare brief van Christus’. In zijn ouderdom werd Broekman een paar keer getroffen door een hersenbloeding. ‘Deze unieke, heldhaftige man, altijd foutloos in zijn spreken en schrijven, moest steeds meer naar woorden zoeken. Voor mij was dit een brok tragiek, maar ook deze moeiten heeft hij
boven-meesterlijk gedragen en bevochten om ze naar vermogen de baas te blijven.’
Toen Gert die regels schreef kon hij niet bevroeden dat hijzelf 12 jaar later door een hersenletsel zou worden uitgeschakeld. De gevolgen van zijn infarct waren dramatisch: de halfzijdige verlamming zou hem aan een rolstoel kluisteren. Nog veel ingrijpender was de afasie; op enkele losse woorden na is hij niet meer in staat te spreken. Wat dat betekent voor een dienaar van het Woord laat zich eenvoudig raden.
Deze maand is het vijf jaar geleden dat het gebeurde. Hij was al met emeritaat, en diende de gemeente van het dorp Welsum en was actief als eindredacteur van Confessioneel. De jobstijding trof me indertijd als een mokerslag. Kort daarvoor had ik nog een redactievergadering bijgewoond die hij had voorgezeten.
Een paar maal ging ik bij hem langs in de afgelopen jaren. Deze keer ben ik in gezelschap van Winus van Asselt en Marius Noorloos, twee bevriende Apeldoornse emeritus-predikanten die hem regelmatig bezoeken. Dankzij deze ‘tolken’ kan er toch sprake zijn van een interview. Met één vinger kan Gert typen. En met levendige gebaren van de linkerhand en een ‘sprekende’ oogopslag, weet hij te communiceren.
Zwaar
Gert: ‘De afgelopen jaren waren zwaar, daar draai ik niet omheen. Het was een terugkerend gevecht om vreugde te houden in het leven, om te kunnen blijven communiceren. Voordat je als taalliefhebber hebt geaccepteerd dat je je spraak kwijt bent … De eerste jaren voelde ik me totaal ontredderd; nauwelijks tot iets in staat. Ik heb sowieso altijd een neiging tot somberheid gehad. Dat zullen weinig mensen aan me gemerkt hebben, maar ik heb van nature een wat pessimistische inslag. De ziekte zet je geloof op spanning, of je het zal volhouden, in vertrouwen op God. Ik ben dankbaar dat dat tot nu toe het geval is. Ik heb veel te danken aan de dagelijkse zorg van Roos: (zijn vrouw, red.).
Journaliste Jeannette Wilbrink-Donkersteeg (‘een engel op mijn pad’) trok Gert uit het slop, met een project om meditaties die hij ooit heeft geschreven uit te laten geven. Zo verschenen ‘Zingen in de nacht’ (2016) en ‘Kijk en zie’ (2017) .’ Het typewerk gaf hem veel voldoening. Gert: ‘Wat ik in mijn gezonde jaren in die Psalmmeditaties voor anderen schreef, blijkt nu voor mij in deze situatie te “kloppen’~ Mijn ziekte heeft me geen andere kijk gegeven op mens-zijn; nee, ook geen ander beeld van God. Hij is de Betrouwbare, ook in de donkerste uren. Het verbond van God, waar de doop een teken van is, blijkt een fundament waarop je kunt bouwen.’
Doolhof
Ik herinner me een eerder bezoek toen we in kleine kring op zijn verzoek zijn meditatie over Psalm 88 lazen. Een lied vanuit ‘de doolhof van het leven; met moeilijk verteerbare passages. ‘Gij hebt mij in de diepste kuil gelegd; Gij hebt mij tot een gruwel gemaakt .. .’ In het gesprek trok hij zich op aan zijn eigen woorden, zoveel jaren eerder geschreven: Zou het toevallig zijn dat de Psalm staat ingeklemd tussen de vrolijke reidans uit Ps. 87 (‘Al mijn bronnen zijn in U!’ en de lofzang van Ps. 89 (‘Van de gunstbewijzen des Heren wil ik altoos zingen’)? ‘Er kan een tijd komen, waarin de rollen worden verwisseld. We houden elkaar vast, in goede en in kwade dagen, omdat we samen van Hogerhand worden vastgehouden.’
Winus haalt een papier tevoorschijn, een handgeschreven tekst van Gert. Het is een lezing van zo’n veertig jaar geleden, kort nadat Gert was gepromoveerd op een proefschrift over het boek Job. Ook in die lezing ging het over Ps. 88. ‘Hier is wat te leren om te leven. God heeft deze woorden erkend als getuigend van Hem. Klagen mag, ten overstaan van Hem. Alle woorden staan onder de boog van de aanspraak aan het begin: ‘Here, God van mij heil: Dat lost niets op, maar
maakt wel een hoop, beter: HOOP los.’
Preken
We spreken over Gerts zoektocht naar een nieuwe dagbesteding, het hervinden van een evenwicht. Nu hij de smaak te pakken heeft, is Gert begonnen aan het overtypen van een selectie van zijn handgeschreven preken. Hij leest in kleine brokjes zijn favoriete theologen- Barnard, Koopmans, Miskotte, Noordmans, Van
Ruler. Er komt visite, hij kijkt wat tv en maakt drie keer per week een tochtje met zijn scootmobiel door de bossen van paleis het Loo, vlakbij zijn huis.
Zingen
Een lichtpuntje in de donkere periode was de ‘ontdekking’ dat hij in staat is te zingen. ‘Dat is voor mij een brug naar mensen en naar God. Nee, ik zing niet alleen, ik heb een ‘aanjager’ nodig. Het gezang van Da Costa- 292 uit het Liedboek voor de Kerken – is mijn lievelingsgezang. Dat is het niet gewórden, dat was het altijd al.’
We voegen de daad bij het woord en zingen het bij de piano. ‘Aan de eindpaal van de tijden, ziet mijn oog de geest van ‘t kwaad. Moe geworsteld en ontwapend, tot geen afval meer in staat. Als de Here God in allen en in allen alles is, zal het licht zijn, eeuwig licht zijn, licht uit licht en duisternis.’
Aan het eind van het bezoek lezen we het citaat van Koopmans, waarmee Gert zijn lezing over Job besloot: ‘Christus is bij ons in al ons verdriet. Er is geen creatuurlijk lijden dat buiten zijn barmhartigheid omgaat. En er is geen vertroosting dan in zijn lijden en sterven. Want daarin is Hij met ons onder de vloek over alle creatuur. En waar Hij is, daar kunnen wij ook zijn. Ja, waar zouden wij in tijd en eeuwigheid anders kunnen bestaan, dan bij en door en in Hem?’